Chaos op het Jeudenbargie

Zullen wij die begraafplaats eens gaan opknappen?
Journalist Seinen had in de Vechtstreek van 13 april 1956 geschreven over de verwaarlozing van de Joodse begraafplaats ’t Jeudenbargie aan de Vecht bij Hardenberg en als reactie hadden enkele bejaarde Hardenbergers, zoals hij schreef, de hoofden bij elkaar gestoken. Zij wilden belangeloos de boel opknappen, maar moesten daar wel eerst toestemming voor vragen, vond Seinen.

Hij schreef in zijn artikel behalve over de verwaarlozing en de morele plicht om daar iets aan te doen ook over een brand bij de begraafplaats, lang geleden. Angstaanjagend, vonden veel Hardenbergers, die alleen vanuit de verte de vlammen konden zien omdat de begraafplaats een eind buiten het stadje lag en vrijwel niet toegankelijk was. De burgemeester was minder bijgelovig en stuurde de veldwachter erop af. Die constateerde dat het een vuurtje was van illegale vissers. Ze hadden meunen gevangen, zulke grote dat ze het water in moesten om ze aan land te krijgen. Het natte pak zorgde voor kou, zodat ze op zoek naar warmte hadden ingebroken in het gebouwtje bij de begraafplaats waar eetgerei en dergelijke werd bewaard voor het geval er een begrafenis was. Daar konden ze zich echter niet verwarmen, zodat ze rijshout zochten om een vuurtje te maken. Dat vuurtje leverde hen een dubbele bekeuring op: eentje voor illegaal vissen, omdat ze visten op een plek die aan visser Tieman was verpacht, en eentje voor de inbraak in het gebouwtje op de begraafplaats.

De begraafplaats zag er dus chaotisch uit, vond Seinen. Dat die begraafplaats nog bestond was trouwens wel een wonder, want tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden de Duitsers er een uitkijkpost van willen maken. De graven liggen namelijk op een verhoging aan de Vecht. Misschien een motte, een versterkt houten kasteeltje op een verhoging, schrijft een fantast op Wikipedia. Eerder een sterk verhoogd stuifduin, denkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Nee, het was vermoedelijk een vluchtplaats voor de bewoners van boerderij De Hofstede die al in 1379 in geschriften wordt genoemd, staat in een artikel in het Nieuw Israëlisch Weekblad.
Hoe dan ook, de Duitsers vroegen de medewerking van boer Van den Poll, wiens landerijen om het heuveltje heen liggen. Hij zou dan mooi de grafstenen kunnen gebruiken voor verharding van zijn erf. Van den Poll wist echter het gevaar te keren door te zeggen dat wanneer de Engelsen er lucht van kregen ze de uitkijkpost zo zouden wegblazen.

Maar ondertussen ziet de begraafplaats er nog steeds wat chaotisch uit, vindt de Rotary Hardenberg. Zij willen de begraafplaats opknappen en het prikkeldraad vervangen door een hek. Het Nederlands Israëlisch Kerkgenootschap als eigenaar van de begraafplaats zou toestemming hebben verleend, maar daarnaast moet contact worden opgenomen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed omdat de begraafplaats een Rijksmonument is, met Van den Poll die de eigenaar is van alle grond rondom het Jodenbergje en met het waterschap als eigenaar van de Vechtdijk waarover je de begraafplaats kunt bereiken. Afijn, het kan nog wel even duren voor er daadwerkelijk geklust wordt. En misschien is het wel beter om er niets te doen, om de gestorvenen op het Jeudenbargie met rust te laten.