De armband van Bromet en ander nieuws

Nieuws over Hardenberg en omstreken kon men een eeuw geleden lezen in lokale bladen als De Hardenberger Courant, De Veenstreek en het Salland’s Volksblad, maar ook in de Provinciale Overijsselsche en Zwolse Courant. En zelfs in kranten ver buiten de provincie. Omdat het eerste Nederlandse persbureau pas in 1934 werd opgericht, het ANP, namen kranten regelmatig berichten van elkaar over.

Als voorbeeld een berichtje uit de Aaltensche Courant van 23 november 1923:
Uit de woning van den landbouwer H. J. Reinink te Radewijk (Ambt-Hardenberg) zijn zondagmorgen, toen de bewoners naar de kerk waren, alle kleren en kousen en een zilveren horloge gestolen.
Het Utrechts Nieuwsblad had het bericht twee dagen eerder ook gepubliceerd, maar wel iets uitgebreider. Volgens de krant zwierven al enige tijd groepen Duitsers door het grensgebied met minder goede bedoelingen. Waarschijnlijk hebben enkelen bij H. J. Reinink het slot van de achterdeur verbroken toen de bewoners naar de kerk waren. Het hele huis was overhoop gehaald, de achterdeur vernield, een zilveren horloge gestolen en alle kleren en kousen meegenomen. De gestolen kleren vertegenwoordigden een waarde van tweehonderd gulden, noteerde de krant.

Er waren ook kranten die met een vervolg kwamen. De Nieuwe Haarlemse Courant meldde drie weken later dat de dieven waren gesnapt. Reinink had zowel bij de Nederlandse als de Duitse politie aangifte gedaan. Het waren de Duitsers die de dieven hadden opgespeurd en beslag hadden kunnen leggen op het gestolene. De boer uit Radewijk was door hen uitgenodigd om de spullen op te komen halen in Hülsen.

Het Utrechts Nieuwsblad had lange tijd een rubriek Ongelukken en Misdaden. Daarin werd de regio regelmatig genoemd. In mei 1894 stond in de krant te lezen dat ter gelegenheid van Pinkstermaandag weer enige jongelieden misbruik hadden gemaakt van sterke drank. Door het drankmisbruik was ruzie ontstaan waarbij een zekere A. uit Lutten in Heemse met een scherp voorwerp tot bloedens toe werd verwond. Maar het kon nog gekker, want ’s avonds bedreigen enkele andere belhamels ‘rustige burgers’ met geladen pistolen. En dat niet alleen, sommigen schoten ook echt op de burgers, overigens zonder iemand te raken. De marechaussee heeft vier verdachten, allen afkomstig uit Lutten, opgepakt en voor verhoor naar de burgemeester gebracht.

Een jaar later werd Hardenberg weer genoemd. Een groep van acht zigeuners, probeerde ‘via de grindweg’ ons land binnen te komen. Bij Venebrugge werden ze opgewacht en teruggestuurd naar Duitsland. De grens werd sindsdien dag en nacht bewaakt om ervoor te zorgen dat ze geen nieuwe poging zouden wagen.

Ook berichtjes over ongelukken verschenen in het Utrechts Nieuwsblad.
In Ane werd in oktober 1897 het 2-jarig zoontje van de landbouwer G.J. Stegeman vermist. Men vond het knaapje enige tijd later levenloos terug in een sloot. De vader, die van de markt in Hardenberg kwam, hoorde van het ongeluk toen hij in Gramsbergen was. Hij sprong van het rijtuig dat hij bestuurde en rende naar huis. Het rijtuig, het paard en de passagiers liet hij aan hun lot over. Het paard ging er onmiddellijk vandoor en rende in volle vaart de Vechtbrug over. Enkele passagiers sprongen uit het rijtuig, de rest wist de dolle rit zonder kleerscheuren te overleven toen enkele ‘kloeke mannen’ het paard konden tegenhouden, vlak voor de brug over het kanaal in Ane.

Het was gelukkig niet alleen maar kommer en kwel. Soms liep iets wat ernstig leek toch nog goed af. Oktober 1907 gingen in Slagharen twee meisjes naar de duintjes om zand te graven. Terwijl zij daarmee bezig waren viel een berg zand naar beneden. Een van de meisjes werd helemaal door het zand bedolven, je kon zelfs niet meer zien waar ze verdwenen was. Het andere meisje liep naar het dichtstbijzijnde huis, waar een oude vrouw woonde. Die ging met het meisje mee maar kon niets uitrichten. Gelukkig kwamen even later een paar arbeiders voorbij die een schep bij zich hadden. Een van hen begon maar te graven, hoewel de aanwijzingen van het meisje dat ongedeerd was niet erg duidelijk waren. Na enige tijd stootte hij op het slachtoffer. Voorzichtig werd het zand weggenomen en werd het bedolven meisje eruit gehaald. Ze was bewusteloos maar werd door de twee arbeiders weer bij kennis gebracht. Het enige dat ze aan het ongeluk had overgehouden was een schram aan het hoofd en een wond aan het oor, veroorzaakt door de schep die langs haar hoofd was gegleden.

Als laatste een berichtje dat in oktober 1909 onder meer verscheen in de Arnhemse Courant, het Utrechts Nieuwsblad, de Westlandsche Courant, de Harlinger Courant en (als eerste) de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant:
Ongeveer een jaar geleden werd in Daarlerveen, bij Vroomshoop, onder het veen een soort ring gevonden, welke door de koopman M. Bromet uit Hardenberg voor een kleine prijs werd gekocht. Door bemiddeling van de plaatselijke dominee dr. Schot werd dit stuk opgezonden aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en voor een goede prijs aangekocht. Het stuk
bleek een bronzen armband te zijn uit de voorhistorische tijd, misschien meer dan 1000 jaar voor onze jaartelling. De armband was nog geheel gaaf gebleven.

(Op de website van het RMO is de bronzen armband nog te zien: https://hdl.handle.net/21.12126/154006)