Gesproken brieven

Zou nog iemand een grammofoonplaat hebben bewaard met gesproken groeten van Hardenbergse ouders aan hun zoon in Nederlands-Indië? Of omgekeerd, hun dienstplichtige zoon die moeder niet alleen een kaart of brief stuurde voor haar verjaardag maar via een grammofoonplaat zijn felicitaties overbracht zodat ze zijn stem weer eens kon horen?

In hotel Ten Cate aan het Oosteinde in Hardenberg (tegenwoordig Den Herdenbergher) stond zaterdag 6 december 1947 apparatuur klaar om een grammofoonplaat te laten maken voor zoon, man of verloofde in Indië. Het bestuur van de afdeling Hardenberg van de Band Nederland-Indië (BNI) had ervoor gezorgd dat men een gesproken brief kon laten maken voor de militairen in Azië.

Het overbrengen van de groeten vond men bij defensie in die dagen erg belangrijk, om het moreel te verhogen. Natuurlijk gebeurde dat per brief, maar de stemmen van je geliefden te horen is toch wel wat anders. Ook de sprekers die de BNI uitnodigde voor een propagandabijeenkomst in Zaal Zweers aan de Markt in Hardenberg wezen op het belang van contact. Met nadruk werd vermeld dat men geregeld brieven en lectuur moest sturen en het liefst moest de hele stad erbij betrokken worden.

Die brieven uit Nederland waren nou niet bepaald van het niveau dat ze het waard waren er later een boek van te maken, maar de ontvangers toonden zich er blij mee, het zorgde voor afleiding en men wist zodoende dat er nog een andere wereld was dan alleen het leven in de tropen. Dat weten we doordat diverse militairen bedankjes in de lokale krant lieten zetten als ze lectuur, pakketjes of brieven hadden gekregen.

Uit een van de brieven van een echtpaar uit Bruchterveld blijkt dat het ritme van het boerenleven een dankbaar schrijfonderwerp was:
“De rogge hebben we bij elkaar, de haver staat nog op het land in de garst, de spurrie hebben we erin en nu zijn we aan het ploegen om knollen te zaaien. Het is tijd dat die er inkomen, want oude Wicher Euverman zei altijd: Wie knollen wil eten moet Laurens niet vergeten. We hebben het er ook al over gehad om de grond te laten doorspitten, ongeveer anderhalve bunder. Als er maar niet zoveel geld bij moet, want dat kan de bruine niet trekken.”

Die brieven uit Nederlands-Indië werden niet alleen naar familie, vrienden en bekenden gestuurd maar soms ook naar de krant. A. van Laar uit Lutten, OVW’er (oorlogsvrijwilliger), wilde de lezers van het Salland’s Volksblad vooral duidelijk maken dat de aanwezigheid van Nederlandse militairen in Nederlands-Indië door het grootste deel van de bevolking daar werd toegejuicht. En dat de kritische verhalen in Nederland onterecht waren. “De inlanders zijn blij met de komst van de Nederlanders om orde en rust te brengen.”

Ook korporaal 2e klas Geert Doldersum uit Lutten schreef enkele keren over de toestand in Nederlands-Indië. “De inlanders voor de poort van het Nederlandse kamp krijgen de voedselresten die overblijven en de ergste zieken worden door de Nederlanders verpleegd. De meeste bewoners van de kampongs zijn tegen de Republiek, tegen Merdekka en vóór de Nederlanders want die zorgen voor rust.”
De krant plaatste alle brieven, maar wel een beetje aangepast, want de redacteur noteerde: “Het is een eenvoudig schrijven van een eenvoudige jongen, zodat wij de stijl hier en daar moesten verbeteren, doch juist daarom een weergave waarop men aankan.”

Hardenberger Henk Bakker schreef in de rubriek Brieven uit Indië over de reis per boot door het Suezkanaal naar Azië, over de aankomst in Nederlands-Indië en over de ontberingen die de Nederlandse soldaten moesten ondergaan.
Hij zei dat de Hardenbergers blij waren met de pakjes en post. Die pakjes waren onder meer betaald door de hervormde jongelingsvereniging Maranatha uit Bergentheim, maar die goede giften hadden er wel voor gezorgd dat de kas van de vereniging zo’n beetje leeg was. Om daar wat aan te doen gingen alle leden een vrije zaterdagmiddag bij de boeren aardappels krabben, want de hulp aan de soldaten moest doorgaan.