Het einde van de veenkanalen

In 1960 besloten Provinciale Staten van Overijssel in principe het kanaal de Dedemsvaart en de aftakking Lutterhoofdwijk flink te verbeteren. Kosten: 29 miljoen gulden. Grotendeels te financieren door de Rijksoverheid. Negen jaar later was alles voorbij en kon geen schip meer van Hasselt via Balkbrug, Dedemsvaart en Lutten naar Ane varen of via de noordelijke zijtak via Slagharen naar Coevorden. De belangrijkste oorzaak: het Rijk wilde niet betalen.

Turfvervoer
Eind 18e eeuw waren de eerste plannen gemaakt voor het graven van het kanaal. De brandstof uit de venen in Noordoost-Overijssel had de aandacht getrokken van Zwollenaar Gerrit Willem van Marle. Hij wilde een kanaal graven – laten graven uiteraard – van Hasselt naar deze veengebieden. In 1791 had hij de plannen klaar, maar de tegenwerking was groot. De handelssteden Deventer, Zwolle en Kampen wilden het kanaal niet, omdat ze bang waren dat ze een deel van de doorvoerhandel zouden kwijtraken. Voor Zwolle gold ook nog dat het kanaal een grote concurrent zou worden van de handel met Duitsland via de rivier de Vecht. Van Marle overleed voordat hij met zijn plannen aan de slag kon. Schoonzoon Willem Jan baron van Dedem nam het werk over. Tijdens de Franse bezetting, in 1809, kreeg hij toestemming het kanaal te graven. Wel onder bepaalde voorwaarden, die ervoor moesten zorgen dat de drie handelssteden geen nadeel zouden ondervinden van de aanleg van het kanaal.

Financiële problemen
Enkele jaren later raakte Van Dedem in grote financiële moeilijkheden. Een grote lening en het familiekapitaal bleken niet genoeg om uit de problemen te geraken, waarna eerst het Rijk en later de provincie Overijssel het kanaal overnamen. De twee kanalen waren gegraven om de turf af te voeren en het veengebied af te wateren, maar toen turf uit de gratie raakte waren de kanalen eigenlijk niet meer nodig. De opbrengsten wogen niet op tegen de kosten die gemaakt moesten worden voor het gebruik en onderhoud van sluizen en bruggen. De middenstanders langs het kanaal waren het daar echter niet mee eens. Er werd eind jaren ’50 een actiecomité gevormd dat moest proberen de kanalen open te houden. Dankzij het kanaal hebben de industrie en middenstand zich in deze streek kunnen ontwikkelen en dat moest niet verloren gaan, vonden de leden van het comité. Wel moest er wat verbeterd worden, want de modernere, grotere scheppen bleven weg omdat ze alleen half geladen de sluizen konden passeren. Die 29 miljoen die het moderniseren volgens de provincie zou kosten kon wel wat minder. Het actiecomité kwam met een eenvoudiger plan dat ‘slechts’ 15 miljoen zou kosten, maar volgens deskundigen was dat onvoldoende. Het Rijk wilde geen cent meer in het kanaal steken, ‘…want de scheepvaart loopt terug.” “Geen wonder”, zei men in Dedemsvaart, “want het kanaal is verwaarloosd.” Tja, wat was oorzaak en wat was gevolg?

Steun van de boeren
Onder druk van de bedrijven langs het kanaal ging het provinciebestuur weer naar Den Haag voor steun, maar daar werd nog minder dan voorheen aandacht besteed aan het ‘kanaaldrama’, omdat de kosten voor modernisering inmiddels waren opgelopen tot 40 miljoen gulden. Het actiecomité kwam nog een keer in actie, regelde een boottocht voor het provinciebestuur zodat de politici met eigen ogen de problemen konden zien, maar er veranderde niets.
Inmiddels kreeg het actiecomité wel steun van de boeren langs het kanaal. Zij hadden eerst wat lauw gereageerd, maar toen hen was voorgerekend dat vervoer van kunstmest uit Rotterdam naar Dedemsvaart via het bestaande kanaal 5,54 gulden per ton kostte, via het verbeterde kanaal 3 gulden maar na sluiting van het kanaal via de weg 7,39 gulden, toonden ze ineens wel veel belangstelling.
In het plan van het actiecomité stond dat de acht sluizen vervangen zouden worden door vier nieuwe en dat enkele bruggen zouden verdwijnen of worden vervangen door grotere exemplaren. Als dat was gebeurd waren de kanalen geschikt voor schepen tot vierhonderd ton.
Alles tevergeefs: in 1965 stelden GS voor eerst de Dedemsvaart te sluiten en enkele jaren later ook de Lutterhoofdwijk. De Lutterhoofdwijk was namelijk belangrijk voor de aardappelmeelfabriek Onder Ons in De Krim en daar moest eerst nog een oplossing voor worden bedacht.

Compensatie
Provinciale Staten sputterden eerst nog tegen. De financiële onmacht van de provincie en de financiële onwil van het Rijk zouden voor een ‘drama’ voor de streek zorgen, maar uiteindelijk kreeg het voorstel van GS voldoende politieke steun. Wel zouden er compenserende maatregelen worden genomen: Balkbrug en Dedemsvaart kregen een zuiveringsinstallatie en Dedemsvaart een sporthal. Verder wilde de provincie reclame maken voor Dedemsvaart als vestigingsplaats voor industrie en daarvoor industriehallen op voorraad bouwen. Ook werd gedacht aan extra woningen, nieuwe spoorwegverbindingen en het doortrekken van grote wegen.

Eerst ging de Dedemsvaart dicht van Hasselt tot Dedemsvaart, toen het gedeelte tot Lutten en uiteindelijk, vanaf 1 januari 1969, de Lutterhoofdwijk. “Een brok geschiedenis is afgesloten”, schreef de redacteur van Het Noord-Oosten.