Het was maar een klein berichtje in De Vechtstreek van 4 januari 1957:
“Kapitein, officieren en bemanning van het motorschip Gramsbergen zonden de burgemeester dezer gemeente bij de wisseling des jaars een door de volledige bemanning getekende gelukwens, waarin ze hem, evenals zijn vrouw, kinderen en alle inwoners der gemeente een voorspoedig en gelukkig Nieuwjaar wensten.”
Een aardigheidje van de mensen op deze coaster van de N.V. Zuid-Hollandse Scheepvaart Maatschappij in Rotterdam voor burgemeester De Goede.
Het schip heeft het volgehouden tot 24 januari 1990, toen het zonk in het Kattegat, het water tussen Denemarken en Zweden, omdat de lading stalen balken was gaan schuiven. Het was toen al geen Nederlands schip meer maar eigendom van een Noorse rederij. Vijf maanden later werd de Gramsbergen gelicht en verkocht aan een sloper.
Dit was trouwens niet de eerste Gramsbergen van de scheepvaartmaatschappij uit Rotterdam. En ook niet de eerste keer dat schip en gemeente contact met elkaar hadden.
De eerste Gramsbergen werd op 18 mei 1954 te water gelaten in het Groningse dorp Waterhuizen, waar hij was gebouwd op de scheepswerf Gebroeders Van Diepen.
Een half jaar later stuurde de Prinses Ireneschool in Gramsbergen, dat het schip had geadopteerd, een telegram aan de bemanning: “Blij met de redding – diep geschokt door de ramp.”
Wat was er gebeurd? Het schip was onderweg van Silloth in Schotland naar Swansea in Wales.
“Toen de Gramsbergen ter hoogte van Fishguard voer, was het weer zeer slecht en besloten werd bij deze haven te schuilen. Men had er een tijd gelegen maar vrijdagavond omstreeks zes uur moest men van de havenmeester drie scheepslengten naar bakboord, in verband met het draaien van ferryboten. De nieuwe ligplaats bleek minder beschut te zijn. Alles ging echter goed tot zaterdagnacht één uur. Toen raakte het schip op drift en met alle middelen werd getracht de Gramsbergen op zijn plaats te houden. Het mocht echter niet baten en binnen twee minuten, zo vertelde men ons, zat het schip op de rotsen. Lichtkogels werden afgevuurd, SOS-seinen gegeven, doch het schip werd in zijn benarde positie niet opgemerkt. Alleen Scheveningen Radio ontving de SOS-seinen en dit station waarschuwde Fishguard. Om ongeveer zes uur haalde de reddingboot alle 12 opvarenden van het schip en bracht hen naar Fishguard. De reddingboot was echter nog vier uur onderweg, omdat men een kabel in de schroef had gekregen. De Gramsbergen is later gekapseisd en ligt op stuurboord”, schreef Het Vrije Volk op 30 november 1954.
Ook het Nieuwsblad van de Hoekse Waard en IJsselmonde schreef over de ramp:
“Sinds mensenheugenis had daar niet zo’n orkaan gewoed, zo hadden de bewoners van Fishguard aan kapitein Van Dulleman verteld. In het plaatsje zelf waren talrijke bomen als lucifershoutjes afgeknapt. Een hachelijk avontuur heeft bootsman Werkhuizen beleefd. Van boord af werd een lijn naar de wal gegooid, die door een boer werd opgevangen. Hangend aan een katrol wilde de bootsman via deze lijn naar de wal komen. Op een gegeven moment liep de katrol vast en zich met zijn handen voort takelend bereikte de bootsman na enkele onderdompelingen in de wilde golven behouden de kust. Alleen de scheepspapieren in een zwarte blikken trommel heeft de kapitein kunnen redden.”
Een jaar later kwam de zaak voor de Raad voor de Scheepvaart. Hoewel de inspecteur voor de scheepvaart op enkele punten wel enige kritiek had op het beleid van de kapitein, stelde hij de Raad toch voor de heer Van Dulleman niet schuldig te verklaren “omdat hij en zijn bemanning niet opgewassen hadden kunnen zijn tegen de majesteit van de natuur”.