Donderdag 2 maart 1909 brak een felle brand uit in de woning van landbouwer Roelof Truin in de Vrouwenhoek, op een kwartier afstand van Hardenberg. Dat stond enkele dagen later in de Zwolse Courant. Of dat een kwartier per auto, fiets of lopend was stond er niet bij, maar gelet op het jaartal waarin het gebeurde zal het wel te voet zijn. Overigens waren de opstallen van Truin binnen de kortste keren een prooi van de vlammen, zodat behalve het vee weinig kon worden gered. Huis en inboedel waren voor 1100 gulden verzekerd, de oorzaak van de brand was onbekend.
De Vrouwenhoek was ruwweg het gebied tussen de Klinkerweg en de Duitslandweg. De naam had te maken met de weduwen van de Pothof. Aan de Pothof, het gebied waar nu de zeeheldenbuurt in Hardenberg is, stonden armenhuizen. De weduwen die daar woonden kregen van het stadsbestuur de beschikking over een perceeltje grond richting Brucht, waarop ze hun eerste levensbehoeften zoveel mogelijk zelf konden verbouwen. Tenminste, dat schreef Seinen in 1969 in het Noord-Oosten.
Het gebied werd nogal eens genoemd in de lokale kranten. Als er een jubileum gevierd kon worden of wanneer een melkmeisje haar melkersdiploma had behaald, maar meestal als er iets ergs was gebeurd. Bijvoorbeeld toen een brand de woning van arbeider Veltink verwoestte, toen een blikseminslag twee koeien doodde maar een jongen die ernaast stond ongedeerd bleef, of die keer dat in een onbewaakt ogenblik het anderhalf jaar oude dochtertje van de heer Altena een stukje van een scheermesje inslikte en het meisje direct naar het ziekenhuis werd vervoerd om het voorwerp te verwijderen.
Nog meer ellende: De 25 jarige H.J. Oldebeerlink uit de Vrouwenhoek werkte in Heesterkante, net over de Duitse grens. Nadat hij de hele dag druk bezig was geweest met roggemaaien ging hij op een woensdagavond in 1933 een bad nemen in de Vecht, vlak achter de kerk in Laar. Toen het water hem nauwelijks tot zijn middel kwam riep hij twee keer om hulp waarna hij naar de diepte zonk, waarschijnlijk door hartkramp. Toegesnelde inwoners van Laar gingen meteen dreggen en enkelen doken in de Vecht, maar hij bleef onvindbaar. Pas de volgende dag lukte het de visser F. Kiewiet van De Haandrik de drenkeling naar boven te halen.
Burenruzies waren er ook. In augustus 1941 gingen enkele inwoners van de Vrouwenhoek elkaar te lijf. Tussen de buren A. en V. was de verhouding al geruime tijd gespannen. Donderdagmiddag kwam het tot een uitbarsting, schreef het Nieuwsblad van het Noorden. Met stokken en mestvorken gingen de families elkaar te lijf, waarbij een der vechtenden met een mestvork in de arm werd gestoken. V. senior liep ernstige verwondingen aan het hoofd op, terwijl zijn zoon met een mes over de hand werd gesneden. Het slot was dat de politie erin gemengd werd, die zich moest bezighouden met de schuldvraag.
De politie werd wel vaker in de Vrouwenhoek opgetrommeld. Zoals op 1 december 1927.
Gemeenteveldwachter Schuldink uit Heemse had gehoord dat er twee mollenvangers actief waren in de Vrouwenhoek. Toen hij daarnaartoe ging ontmoette hij onderweg rijksveldwachter Ter Brugge uit Bergentheim en gemeenteveldwachter Vosjan uit Hardenberg, die beiden met hetzelfde doel naar de Vrouwenhoek gingen. Ze verspreidden zich om te voorkomen dat de mollenvangers ervandoor konden gaan. Schuldink zag hen het eerst. Het bleken twee inwoners van Coevorden te zijn, die echter geen zin hadden hun buit zomaar af te geven. Er ontstond een woordenwisseling, waarbij een van de mollenvangers zo dreigend met zijn schep tegenover veldwachter Schuldink ging staan, dat die zijn revolver moest trekken. Toen ze die zagen, kalmeerden de mollenvangers. Ondertussen waren ook de twee andere politiemannen gearriveerd. Het verhaal eindigde met het opmaken van proces verbaal en het in beslag nemen van de schep en 35 mollenvellen.