Hoe de Oelemölle aan zijn naam kwam

“De zo rijk met natuurschoon gezegende gemeente Hardenberg heeft er voor de toeristen weer een belangrijk attractiepunt bijgekregen: de oude stadskorenmolen van Hardenberg, vermoedelijk daterend uit 1533, die onlangs de naam Oelemölle kreeg. Eind december 1969 is de molen officieel in gebruik genomen als expositieruimte.”

Dat schreef cultuurambtenaar Gerrit Kuipers in januari 1970 in een artikel voor het tijdschrift Molennieuws. Hoe kwam de molen aan die naam? En hoe heette hij dan voorheen?

Het was Kuipers zelf die de discussie over de naam aanslingerde. In een voorstel aan B&W schreef hij in oktober 1967 dat overwogen zou kunnen worden om de molen een historische naam te geven, nu de restauratie van de stadskorenmolen op de Brink zijn voltooiing naderde.

In oude stukken, zo schreef hij, werd de plek van de molen Ulenbelt of Uilenbelt genoemd. Zo was er in 1626 een ruzie geweest tussen Stad-Hardenberg en de erfgenamen van Heemse en Collendoorn over de Ulenbelt of Molenberg. En een schuldbekentenis uit 1665 gaat over de afbetaling van de molen op de Uilenbelt. Bovendien is vlakbij de molen het Oelenveer te vinden. Kuipers gaf B&W in overweging de molen de naam Oelenbelt te geven.

Goed idee, vonden B&W, en ze namen het stuk van Kuipers ongewijzigd over in een raadsvoorstel dat de gemeenteraad 31 oktober 1967 zou behandelen. Matig idee, vond de gemeenteraad.

De Slagharense huisarts Willems, raadslid namens Gemeentebelangen, vond Oele nog wel acceptabel, want dat lag voor de hand. Maar Belt, nee, dat was niks. “Een belt is een hoopje, een bergje. En een molen is een molen. Je kunt dus moeilijk een molen belt noemen. Wij stellen daarom voor deze naam te wijzigen in Oelemölle.”

Groothuismink van de C.H.U. wilde nog wel even weten of hij het goed had gehoord: had Willems nou Oelemölle gezegd of DE Oelemölle? Willems zei dat hij Oelemölle had gezegd, tot tevredenheid van Groothuismink die het voorstel van zijn collega wel wilde ondersteunen.
Jonkhans, partijgenoot van Willems, wilde nog wel even ‘stoken’: “De Oelemölle staat straks aan het Molenplein. Zou dat dan ook geen Oelenbelt moeten worden?”
GPV’er Harsevoort dacht aan Möllenbarg, want zo heette het terrein rond de molen vroeger.

PvdA-raadslid De Groot vond het allemaal maar niks. Zijn partij had destijds tegen het voorstel gestemd om de molen te restaureren, omdat het volgens de tegenstanders (en trouwens ook volgens veel voorstanders) geen restauratie was maar complete nieuwbouw. “Wij laten dus iets aan het nageslacht achter, dat wat weg heeft van klatergoud. Dat is volgens het woordenboek ‘schone schijn zonder waarde’. Volgens ons is de best passende naam De Klatermolen.”

Die opmerking was tegen het zere been van burgemeester Slot. “Ik meen dat Voltaire het ooit heeft gezegd: Een cynicus weet van alles de prijs, maar van geen enkel ding de waarde. Dat is niet nijdig naar u bedoeld, en u mag met de naam Klatermolen voor de dag komen, maar ik zou u willen waarschuwen een beetje voorzichtig te zijn om bepaalde dingen die voor de gemeenschap van waarde zijn met het woord klatergoud te betitelen.”
(Het was overigens geen aforisme van Voltaire maar van Oscar Wilde.)

Uiteindelijk had het college van burgemeester en wethouders geen bezwaar tegen het voorstel van raadslid Willems, zodat de stadskorenmolen op de Brink voortaan door het leven ging als Oelemölle.